
Jongetje Meisje
Ze staat voor de hoge, grenen kast. Met mijn ogen volg ik de vloeiende beweging van haar hand die langs de ruggen van de grote verzameling kinderboeken glijdt. Ze heeft me net ingestopt, strak onder mijn deken die ze tussen mijn matras en het bed heeft gepropt. De kaarsjes op mijn nachtkastje geven de kamer een warme, gouden gloed. Af en toe flakkeren de vlammetjes door de tocht die door de kieren naar binnen stroomt. Dat is voor mij een teken om wat verder met mijn gezicht onder de deken te kruipen zodat de tocht niet langs mijn nek kan strijken.
Mama trekt een boek uit de kast en staart er naar. Ze draait zich naar me om en glimlacht. ‘Ken je deze?’ vraagt ze. Ze toont de donkerblauwe kaft van het boek. Erop getekend staan een jongetje, de prins en een meisje, de ridder. Ik schud mijn hoofd. Dan komt ze op de rand van het bed zitten. Het matras zakt in onder haar gewicht, waardoor ik een beetje naar links rol. ‘Dit verhaal las jouw oma altijd aan mij voor toen ik net zo jong was als jij nu bent,’ zegt ze. Je hoort de brok in haar keel. Ze haalt kort haar neus op en slikt. ‘Ik heb er altijd op gestaan om deze ook aan jou voor te lezen.’
Voordat ik ook maar iets kan zeggen, slaat ze het boek open. De beweging doet de kaarsjes opnieuw flakkeren. Mama lijkt wel een engel als ze zo kalm naar de tekst kijkt. Een beschermengel. De twee glaasjes water op mijn nachtkastje, geven haar schaduw op de muur vleugels. Mama leest voor dat de prins eigenlijk een grote lafaard is en niet zoveel durft. Hij is opgegroeid in het kasteel, verwend met heerlijke gerechten, prachtige kleding en heel veel aandacht. Hoewel wij helemaal niet zoveel geld hebben, is mama er altijd voor mij. Maar soms kan ze even niet met mij praten. Dan zijn papa en mama naar elkaar aan het schreeuwen. En de volgende dag draagt ze dan make-up. Ik begrijp niet zo goed waarom vrouwen zo gek zijn op make-up. Op school hebben de juffen dikke zwarte wimpers. Hoe heet dat spul ook alweer? Mas-… maska? Masaraka? Het zal wel. Vrouwen verbergen met make-up de paarse plekken op hun gezicht. Dat doet mama ook heel vaak. Ze slaat de volgende bladzijde om.
“De prins leert voor het eerst de ridder kennen. Ze stormt met haar paard de stadspoort door en roept dat ze hulp nodig heeft. ‘Een van onze ridders is gewond!’ zegt ze, terwijl haar paard onrustig trappelt. Daarna galoppeert ze de poort weer uit, terug haar gewonde mederidder. De prins wilde graag helpen, maar zijn vader, de koning, vindt het te gevaarlijk. Zonder het aan zijn vader te vertellen, heeft hij toch een manier gevonden om buiten de veilige muren te gaan.”
Mama pauzeert even en kijkt vluchtig naar mij. Ik begrijp niet wat dat betekent. Ze ademt scherp in en leest verder.
“De prins galoppeert met zijn paard het pad af en vindt de prinses. ‘Wat is er gebeurd?’ roept hij. ‘Een-… een draak,’ antwoordt ze hijgend. De man op de grond is zwaar gewond en heeft veel pijn.”
Ik hoor een trilling in mama’s stem als ze dat zegt. Ik kijk op van het boek naar haar gezicht. Ze ontwijkt mijn blik. Haar benen klemmen stevig tegen elkaar.
“De prins schrikt als hij hoort dat een draak de man heeft aangevallen. Hij is nog nooit buiten de kasteelmuren geweest, laat staan dat hij ooit een draak heeft gezien. Dan horen ze in de verte een luide krijs. Het meisje kijkt geschrokken om zich heen. De prins voelt dat hij het meisje moet redden. Terwijl de draak steeds dichterbij komt, trekt hij zijn zwaard. Een zware windvlaag doet de bladeren van de bomen stevig wapperen.”
Net als de kaarsen op mijn nachtkastje, precies op dat moment, doen. Ik trek mijn schouders op in mijn nek. Mama voelt het ook.
“De prins wacht op de draak en zodra hij aan komt vliegen, springt hij in de aanval. Hij steekt het zwaard diep achter in de nek van de draak. De draak wordt wild maar valt al snel dood neer. De prins schrikt van zijn eigen actie. Hij heeft nog nooit eerder een zwaard vastgehouden. Ze zullen hem een echte held gaan vinden. En de ridder is blij dat hij is gekomen. Ze springt van haar paard en verwelkomt hem in het leger.”
Eind goed, al goed.
Mama slaat het boek zachtjes dicht. ‘Ik hoop dat je net zo genoot als ik, Kayan,’ zegt ze. Maar mama genoot niet van het boek. Ze waarschuwde me.
