Ooit komt het goed
Dit verhaal is naar eigen inzicht gebaseerd op het verhaal van de gastspreker tijdens The Writers Project. Overeenkomsten met bestaande personen berusten op toeval.
Je ogen fonkelen in de passpiegel van de tweedehands kledingzaak. Enthousiast draai je wat pirouettes. Je bewondert jouw spiegelbeeld terwijl ik ruimvallend om je tengere postuur val. Op de groei kopen scheelt een hoop geld. Ik weet dat jij dat geld wél waard bent, maar ik weet ook dat de strenge vrouw met haar hand op de knip daar anders over denkt. Ik ben op slag verknocht aan je, en zo te zien is dat wederzijds.
De gebreide olijfgroene boorden kleuren goed bij je lichte ogen. Je strijkt met je dunne vingers over mijn afwisselend zandbruine en zadelbruine strepen. Ik zie de glimlach op je gezicht. De textuur van de wol voelt zacht en fijn aan je vingers. Twee dunne vlechten vallen over je schouders. Je ziet er modieus uit, bijna zoals de tienermodellen gekleed in hippe truien op de cover van de Handwerken met Ariadne-tijdschriften. Alleen zien hun levens er heel anders uit…
Bij de kassa probeert de strenge vrouw nog af te dingen, maar de verkoopster schudt resoluut haar hoofd. Twintig gulden, of de trui moet teruggehangen worden in het rek. Met een pruillipje staar je de vrouw aan. Je wilt graag dat ik bij je blijf. Nors trekt ze haar portemonnee en overhandigt de verkoopster twee knisperende, blauwe biljetten van tien gulden. De guldens bezegelen het aantal jaren dat we samen zullen zijn, al weten we dat beiden op dat moment nog niet.
Je draagt me het liefst de hele dag, ik ben vertrouwd voor je. Het enige vertrouwde dat je in je jonge leven kent. Naarmate de jaren verstrijken, zie ik je ogen steeds doffer worden: de fonkeling verdwijnt. Je soepele huid wordt met de dag harder, alsof je jezelf verhardt om die nare dingen niet te hoeven voelen. Met alle liefde bescherm ik jou nét een beetje extra, omdat ik weet dat niemand anders het voor je doet.
Ik zie het allemaal gebeuren, ik ben er op alle momenten bij. Het maakt mij furieus jou zo kwetsbaar te moeten zien lijden, terwijl je wanhopig om hulp vraagt. Niemand gelooft jou buiten de deuren van het huis dat een veilig thuis voor jou had moeten zijn. Ieder huisje heeft zijn kruisje, maar jij draagt jouw eigen loodzware kruis en raakt steeds meer beschadigd.
Dan is er plots die ene dag. Een kleine rugtas met wat kleding, een stuk zeep, een tandenborstel en ik als ruimvallende trui zijn vanaf dan je trouwe compagnon. Verstoten en door de samenleving vergeten, maar ik laat je niet gaan. Ik blijf naast, voor en achter je staan, in alle tijden tot ik volledig ben versleten. Ik ben bij je en laat je nooit alleen.
In de barre tijden, wanneer je verstopt tussen twee winkelpuien uit de ijzige wind poogt te blijven, probeer ik mijn wollen draden aan te sporen zo ver mogelijk uit te rekken. Wanneer je dan zittend met je rug tegen de muur je knieën naar je borst optrekt, kun je mij uitrekken tot aan je voeten. De knuffels die ik je bijna dagelijks geef als je mij draagt, zijn op dat moment extra warm. Er mag jou niks overkomen,
ooit
komt
het
goed
en het is mijn taak om voor jou te zorgen tot het zover is.
Het leven is hard en wordt zelfs nóg harder op het moment dat die ene leuke man jou ontmoet. Dat hij verslaafd is, lijkt maar een bijzaak en de misselijkmakende gemengde geur van bier en wiet lijk je te negeren. Nietsvermoedend ga je met hem mee, alles is beter dan op straat te vertoeven. Ik heb bewondering voor je vertrouwen in de mens, maar ik weet ook dat je niets anders kunt. Afgeschreven door je familie, door de medemens, de maatschappij. Door iedereen, maar niet door mij.
Je huid kleurt grauw, alle kleur trekt weg, net zoals de glans al jaren eerder deed. De vreugde in je leven lijkt verder weg dan ooit. Zo goed en zo kwaad als het kan sta je toe dat elke man met geld jou penetreert. Anders dan vroeger, levert het nu wat op. Je verruilt je waardigheid voor wat geld om enig bestaansrecht te kunnen kopen, terwijl je al die tijd al zoveel meer waard bent.
Na de lange dagen en nachten, jaar op jaar, ben je uitgeput en steeds probeer je weer te vluchten. Het leven wat je lijdt, terwijl je het niet zo wilt leiden. Rillend van de kou en door regen doorweekt zit je onder de zonwering die een winkel vergat binnen te halen. Ik probeer je warm te houden, maar jouw situatie stemt mij moedeloos.
Mensen op straat lopen langs je en negeren je meestal alsof je een stuk vuil bent. Niemand geloofde je vroeger, niemand zit nu op je te wachten. Behalve wanneer je seks kunt bieden, dan staan de mannen in de rij. “Eigen schuld”, fluisteren voorbijgangers soms tegen elkaar wanneer ze je wel het aankijken waard vinden en aan het schokken van je schouders voel ik dat het je raakt.
De maatschappij lijkt bijna zo hard als je huid waar een olifant jaloers op zou zijn. Gelukkig bestaan er toch nog goede mensen. Voorzichtig bukt een vrouw van middelbare leeftijd naar je toe. Liefkozend strijkt ze met haar knokige vingers door je klitterige haar. Ze vraagt je oprecht hoe het gaat, ze luistert naar je en na een kort, liefdevol gesprek neemt ze je mee naar een opvang, je nieuwe thuis. Je eerste echte thuis.
Je hoeft je lichaam niet meer te verkopen om te kunnen eten, je bent veilig nu. Ik beland aan een velours kleerhanger achterin de grote eikenhouten kledingkast in je nieuwe slaapkamer. De eerste die helemaal van jou is, waar je mag zijn wie je bent. Van je eerste uitkering koop je een nieuwe garderobe in een poging het verleden te vergeten. De tijd dat onze wegen gaan scheiden lijkt aangebroken.
Ik strijk niet langer over de droge, verweerde opperhuid van je sterke armen. Nadat ik jou jarenlang van warmte heb voorzien, ben ik nu nog enkel een warme broedplaats waar mottenvrouwtjes dankbaar hun tientallen eitjes leggen. De mottenlarven knagen hun weg door de verwassen stof die jou ooit zo vertrouwd was.
Er volgt een gat na een gat
en langzaam
r
a
f
e
l
e
n
de ooit zo zorgvuldig gesponnen draden hun laatste rustplaats tegemoet.
Ineens straalt er een bundel licht de duisternis in. Met wat gekraak trek je de zware kastdeur open. Je zucht en ik waag een laatste poging een glimp van je op te vangen. Je met blauwe latex omhulde vingers pakken voorzichtig de aangetaste draden achterin de kast op, net zoals je met je eigen leven hebt gedaan.
Ik beland samen met jouw trauma’s in een matzwarte trekbandvuilniszak.
Je hebt mij niet meer nodig, je kunt geheeld op eigen benen staan.

wow wow… gewoon gaaf dit!