Op de gang
Het licht onder de deur schijnt op de versleten neuzen van haar laarzen. De veters liggen in een nette knoop, de uiteindes gerafeld. Ze wiebelt met haar grote teen, het leer beweegt mee. De hakken van haar moeder klikken ritmisch aan de andere kant van de deur. Het licht dat onder de spleet van de deur schijnt, flikkert na elke paar stappen. Gedempte stemmen klinken. Zijn stem is een constant gebrom. Ze legt haar hand op de deur. De trillingen van zijn stem lijken door haar arm te reizen en te eindigen in haar de holte van haar borst waar zijn stem na resoneert. Haar moeders stem schalt door de kier van de deur. Het geluid echoot in de gang en trilt na in haar oren. Zachtjes wiegt ze. Haar voeten rollen van hak tot teen. Daar balanceert ze een seconde. Neuzen op de grond. Haar tenen tegen de voorkant gedrukt. Nagels duwen tegen zachte huid. Haar neuzen van de grond, haar hiel schuift naar achteren en duwt tegen het leer.
Hij had ze voor haar gekocht. Ze had ze aan mogen houden toen hij afrekende. Haar oude schoenen verdwenen in de nieuwe doos die hij onder zijn arm droeg. Haar hand in zijn vrije hand. Haar moeder had ze mooi gevonden.
Het licht flikkert. Haar moeders hakken klikken. Laarzen verdwijnen in de duisternis. Haar moeders stem is niet meer schel. Hij bromt niet meer.
Ze rolt naar voren. De neuzen raken de vloer. Haar tenen duwen tegen de voorkant.
Ze rolt naar achter. Hak duwt tegen leer.
Naar voren, neuzen op de grond, tenen duwen tegen de harde vloer.
Naar achter. Een blaar begint op haar hiel.
Naar voren, neuzen glijden over de vloer, knieën raken de vloer. Haar uitgestrekte handen raken de deur, die ratelt in het slot. Het is stil in de kamer.
De deur slaat open. Licht vult de donkere gang. Haar moeder vult de deuropening. Haar silhouet lijkt te branden. Hij staat omgedraaid, met zijn rug naar de deur, zijn gezicht naar het raam. Haar knieën kermen. Haar moeder grijpt haar hand. Lange nagels schrappen langs haar huid en laten witten strepen achter. De hakken van haar moeder klikken door de gang en trekken haar mee. Ze wil haar mond openen maar haar lippen drukken zich op elkaar. Haar moeder duwt haar slaapkamerdeur open. De paardenposter – er op geplakt met plakband – ritselt. Het lijkt alsof het dier rent. Haar moeder trekt haar in de kamer. Haar knuffelbeer ligt op het bed. Hij kijkt naar hen met het ene oog wat hij nog heeft. Het gat ernaast staart naar haar. Haar moeders blik brandt in haar huid. Zij kijkt naar het gat. Hakken klikken, de deur slaat dicht. De poster valt op de grond.
De stof van haar nachtjapon streelt de blote huid van haar knieën. Ze kruipt naast haar knuffelbeer. De laarzen laten zwarte strepen achter op het dekbedovertrek.
Er zit een gat in haar rechter laars. Haar wit met zwarte gestreepte stok steekt af tegen het bruine leer. Haar moeder stopt haar portemonnee in haar rode handtas. Het rode nep leer glimt in het licht van de gang. Haar moeder pakt haar hand. Ze lopen langs de koffer naar de voordeur. Ze herkent de jas die hangt over de greep van de koffer. Buiten schijnt de zon. Haar moeders rode lippen glimlachen naar iedereen die langsloopt. In de stad is haar moeders gezicht een verstard grimas geworden.
In de etalage staan glimmende, zwarte laarzen versiert met rode rozen. Haar moeder loopt door de open deur. Gekoelde lucht blaast tegen haar huid. Kippenvel verspreidt zich over haar blote armen. Haar moeder praat hard tegen de mevrouw achter de balie. Ze mag zitten op een leren bank. De kleur dezelfde bruin als haar laarzen. Ze kijkt door het gat naar haar sok. De mevrouw haalt dozen tevoorschijn. Haar moeder wijst naar een paar witte sneakers. Ze kijkt naar de zwarte laarzen. Ze trekt de sneakers aan van de schoenenmevrouw. Met elk paar dat ze past, lacht haar moeder harder tegen de mevrouw. De andere mensen kijken naar haar.
Ze mag haar nieuwe witte sneakers aanhouden. Haar moeder betaalt en neemt haar oude laarzen mee in de nieuwe doos. Buiten bij de prullenbak propt ze de doos erin.
Dit. Is. Fenominaal!