Een magische melodie

De wind huilt door de kieren van het oude kasteel, als een sombere klaagzang die sinds de val van koning Elfad niet meer verstomd is. Voetje voor voetje schuifel ik in de richting van de deuropening van één van de vele verlaten kamers, waar stof en spinnenwebben de tijd gevangen houden. De vloerplanken kraken onder mijn gewicht, maar toch weet ik de kamer te bereiken. Ik laat mijn blik ronddwalen. Over de verweerde boeken, hun kaften versleten door de jaren, over de eikenhouten tafel met een opengeslagen boek in een leesstandaard en over de gaten waar ooit de ramen zaten.

Langzaam loop ik de statige kamer in en blijf stokstijf stilstaan. Ik voel hoe de lucht lijkt te veranderen. Het voelt precies als hoe het voelt wanneer ik te lang heb gezeten en mijn been slaapt. Tintelingen.

Voorzichtig loop ik verder, in de richting van het boek op de leesstandaard. De kamer ziet er nog net zo uit als eerst en, hoewel het kippenvel op mijn armen staat vanwege dat vreemde gevoel, wint mijn nieuwsgierigheid het. Nog wel. Al gaat mijn linkerhand naar de dolk die aan mijn riem hangt.

Het is net alsof dat boek me roept. Ik probeer de stof van het boek te vegen, om te zien wat voor tekst er staat, maar de bladzijden verkruimelen onder mijn voorzichtige aanraking.

Ik krijg het ijskoud in dit mausoleum van oude en al lang vergeten kennis en sprint in de richting van de deur. Of, althans, waar ik dacht dat de deur was. Het zijn alleen maar oude boeken die me omgeven en de openingen waarin eens het glas van de ramen zat.

Op zoek naar een uitweg laat ik mijn handen langs de boeken glijden, die tot stof vergaan onder mijn vingers. Nergens vind ik een deur en bijna verlies ik mijn evenwicht. Mijn handen graaien in de lucht tussen de raamkozijnen en ik kijk onbewust naar beneden. Onderaan deze toren zie ik lijken liggen, in diverse staat van ontbinding. Zal ik daar ook eindigen, als een naamloos en lang vergeten hoopje botten onderaan deze toren?
Ik weiger me toe te geven aan dat lot en begin langs de boeken te strijken met mijn handen, tot ik alle voorzichtigheid laat varen en begin te graven in de boekenkasten, op zoek naar de deur om hier weg te komen.

Ergens ver achterin een boekenkast stuit ik op een boek dat vaster voelt dan de andere boeken. Voorzichtig haal ik hem uit de kast en sla hem open. Misschien dat dit de sleutel biedt tot de verloren deur, maar het blijkt slechts een stom boek te zijn vol muzieknoten. Ik gooi hem in frustratie door de kamer en zie hoe er een velletje papier uit waait. Als vanzelf loop ik naar het velletje papier en begin de zachte en dienende melodie te neuriën die de noten op dat vel papier aangeven.

De noten komen tot leven, golvend door de lucht, en de kamer lijkt op te lichten in een zachte, gouden gloed. Ik voel een nieuwe tinteling in mijn vingertoppen en een zachte warmte die zich langzaam door haar hele lichaam verspreid.

Het lied houdt op, maar de nasleep ervan hing nog in de lucht. Het velletje papier, dat eerst fragiel en oud voelde, voelt nu levend en krachtig in mijn handen.

Dan merk ik op dat ik niet alleen meer ben. Een oude man bevindt zich in de kamer. Een bruin gewaad met capuchon, waardoor ik zijn gezicht niet kan zien. Ik steek mijn dolk richting hem uit en probeer het velletje papier met mijn andere hand in mijn tas te proppen. Het scheuren van papier klinkt door de kamer.

De man begint te neuriën en de wind doet met hem mee. Een sombere tegenmelodie vult de ruimte. Naarmate hij verder komt in de melodie, lijkt het licht in de kamer steeds verder uit te doven. Evenals mijn levenslichtje.
Terwijl ik op de grond zak, weet ik precies wat me te doen staat. Ik probeer het velletje papier te pakken te krijgen, maar mijn vingers vinden alleen de bovenste helft. Toch begin ik met alle kracht die ik in me heb weer te neuriën, mijn handen ondertussen verwoed op zoek naar het andere velletje papier.

Ik voel hoe ik krachtiger word en zie hoe het zwakke licht weer feller lijkt te worden.
De man spreidt zijn armen, alsof hij de muziek probeert te bezweren.

Daar voel ik het andere velletje papier en net op tijd weet ik de melodie die ik aan het neuriën ben te redden door de velletjes papier tegen elkaar te leggen om de volgende rij noten te kunnen lezen.

Hoe harder ik neurie, hoe feller het licht brand en hoe meer kracht ik van de oude man afneem.

Is het wel goed wat ik nu doe? Dat schiet door me heen, wanneer de man op de grond ineenzakt. Ik zwak mijn melodie af, maar merk direct dat mijn levenslichtje begint de flakkeren en uit te doven. Uit volle borst begin ik de melodie te zingen en ik merk dat de wind meedoet.

De duisternis lijkt te wijken en ik voel een diepe verbintenis met elke steen van dit kasteel. Het is alsof ze allemaal tegelijkertijd een diepe zucht slaken.

Net zo plotseling als het is begonnen, houdt het ook weer op. Uitgeput zak ik door mijn knieën.
Wanneer ik mijn ogen sluit voel ik de kracht van de melodie door me heen stromen en zie ik beelden van het verleden. Beelden van koning Elfad, zijn volk, de oorlog tussen hem en de magiërs die het land onder hun heerschappij wilden voegen en uiteindelijk de vrede die verloren was gegaan, naarmate het land zich splitste.
De kamer voelt niet langer koud, tintelend en verlaten aan, maar gevuld met hoop en de belofte van een nieuw begin. Ook de deur is weer terug.

Met mijn laatste krachten verlaat ik het kasteel en zie dat de lucht helderder is dan ik ooit heb gezien. Het land om me heen lijkt te ontwaken. Bloemen bloeien en vogels zingen.

Een sterke arm om mijn schouders.

‘Dankjewel, Ealdith,’ fluistert een schorre mannenstem. ‘Dankzij jou zal het land weer groeien en bloeien als voorheen. Niet meer gebonden, maar vrij!’

Wanneer ik om me heen kijk zie ik niemand meer. Toch weet ik zeker dat het koning Elfad moest zijn geweest. Wat hij heeft gezegd doet mijn hart opbloeien van trots

Annemarie schrijft al bijna haar hele leven. Als kind dicteerde ze de verhalen en schreven haar ouders het op en zodra ze zelf kon schrijven, schreef ze het ene na het andere opstelschriftje vol. Eén genre was favoriet, de fantasy. Met haar hulphondje in opleiding, Jip, aan haar zijde verkent ze de nieuwe, zelfbedachte werelden. Ze verdwaalt in de verhalen en verliest zich in de werelden die ze maakt. Nadat ze hersteld is uit een depressie, kwam deze liefde voor schrijven meer dan ooit naar voren. Niet meer als vlucht, maar als passie.
Annemarie Luijten
schrijfster

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *