Verstoppen
Ik wrijf de stof van mijn knieën. Het is hier donker en het ruikt naar nieuwe verf. Door het gaatje waarmee ik de deur kon openen, kan ik naar buiten kijken. Het licht dat erdoor schijnt, is fel en wit. Het geluid is gelukkig gedempt. Ik vind deze winkel helemaal niet fijn, er is te veel lawaai en het ruikt naar de kamer van mijn pasgeboren broertje.
Ik voel een kriebel in mijn buik. Sommige voeten schuifelen voorbij, andere lopen gehaast langs. Iemand met zwarte hakken en een grijze spijkerbroek staat vlakbij me en zegt dat ze de kamer mooi vindt, maar dat ze liever niet zulke felle kleuren in de kinderkamer van Joeri wil. Ik weet niet wie Joeri is, maar ik zou juist deze kleuren heel graag in mijn kamer willen. Rood is mijn lievelingskleur, en van geel word ik ook vrolijk.
De kriebel wordt erger. Misschien heb ik me te goed verstopt. Ik kan vanuit hier niet zien waar mama is, dat is niet handig. Misschien kan ik me beter onder het bed aan de andere kant van het pad verstoppen, dan kan ik meer zien van de rest van de afdeling. Ik doe de deur op een kier en kijk door het gaatje. Mama’s groene jas is nergens te zien. Als ik het deurtje helemaal open doe, zie ik haar nog steeds niet. Ik wacht even tot er minder voeten over het pad lopen en spring dan met drie grote stappen over het pad, laat mezelf op de grond vallen en schuif zijwaarts onder het witte stapelbed. Ik voel mijn hart tegen de koude vloer bonken terwijl ik om me heen kijk.
Achteraan tegen de muur zijn heel veel knuffels! De slang ziet er eng uit, maar de grote beer zou me tegen hem kunnen beschermen. Er zijn heel veel kleine panda’s en er zijn grijze olifanten en ik beeld me in dat ik met ze aan het dansen ben in het bos. Ik zou ze de pasjes van juf Lilian kunnen leren, dan zouden we voor de dieren in het bos een optreden kunnen geven in een open grasveld. Dan zouden ze juichen en willen dat we blijven, zodat zij ook kunnen leren dansen. De vogels zouden mij ook leren hoe ik moet vliegen, zodat ik altijd kan weggaan als ik het ergens niet fijn meer vind. De grote beer zou de baas zijn, want die kan ook streng zijn als er dieren gemeen zijn tegen elkaar. En de grote beer zou mij helpen om mama blij te maken wanneer ze weer verdrietig is, dan hoef ik het niet alleen te doen.
Er rollen vier wielen langs het bed. Ze stoppen. Mama’s blauwe sportschoenen staan er ook bij. “Kom je, Robin? Ik heb iets voor je,” zegt mama een beetje enthousiast. Mijn handen en knieën plakken aan de grijze vloer terwijl ik onder het bed uit kom. Als ik op kijk, zie ik de grote beer! Hij lacht me vriendelijk toe. Mijn hart klopt weer heel snel en ik voel nu nog meer kriebels in mijn buik, maar dit keer voelt het anders. Ik zou wel willen juichen. Ik pak de bruine beer stevig vast. Die ga ik nooit meer loslaten. Mama lacht. “Ik dacht al dat je die leuk zou vinden. Hoe ga je je nieuwe vriendje noemen?”
Ik houd de beer met gestrekte armen voor me en kijk naar zijn gezicht. “Baloe,” zeg ik dan. Mama kijkt me tevreden aan. Ik kijk van mama naar Baloe. Baloe heeft me nu al goed geholpen.